Op de een of andere manier, vraag me niet hoe, stapten Tania en ik op het perron van Landeck enigszins presentabel uit de trein. In minder dan een uur hadden we ons bij het wasbakje gewassen, genoeg make-up aangebracht om ons gebrek aan slaap te maskeren, de croissants verorbert, de muesli met yoghurt gegeten, koffie gedronken (“Eindelijk koffie!” had Tania uitgeroepen, waarop we weer de slappe lach kregen. Je had er waarschijnlijk bij moeten zijn), en zelfs beslist wat we zouden aantrekken. Tania zag er oogverblindend uit in een knalrode jurk die bij haar nagels paste. “Als ik zal worden afgeschilderd als een gevaarlijke vrouw, dan kan ik me er net zo goed naar kleden.”
Ik had kop of munt gegooid, zoals Guido vierentwintig uur eerder had gedaan en was uitgekomen op het zijden broekpak, een bijzonder goede keus, aangezien ik er mijn losse zijden slipje onder kon dragen. Ik was eerlijk gezegd nogal gekneusd door de heftige attenties van Herman, en mijn gebruikelijke tanga zou enigszins ongemakkelijk zijn geweest.
Wat we alle twee wilden was een warme hap en heel veel koffie. In plaats daarvan moesten we de minibus zien te vinden die Dirk had geregeld om gasten van het station te halen en af te zetten bij de romantische maar onbereikbare omgeving die hij voor zijn huwelijk had gekozen. We waren niet de enigen die met de nachttrein waren gekomen en een klein groepje Bruggelinge verzamelde zich voor het station in de Bahnhofstr. Er waren enkele mensen die ik herkende, maar niemand die ik goed kende, iets waar ik dankbaar voor was. Ik had niet zo een behoefte aan een goed gesprek.
De minibus reed precies op tijd voor, bestuurd door Dirk ’s jongste broer, Mark. Ik merkte dat Tania uitgeput was, normaal gesproken zou ze met Mark hebben geflirt, alleen voor de lol. Nu ging ze zonder hem een blik waardig te gunnen naast hem zitten, ondanks het feit dat hij een jongere, knappere versie was van de man die haar recentelijk had gedumpt. Hoe dan ook, hij was nogal van haar onder de indruk, maar ze besteedde er geen aandacht aan, bromde naar hem dat hij ergens onderweg bij een koffieshop moest stoppen en toen ze van een grote, sterke kop koffie was voorzien, zonk ze in een naar cappuccino geurende hoop van blond haar en kreukelig fluweel ineen.
Ik had een plaatsje achterin gevonden waar ik van het uitzicht kon genieten en met niemand hoefde te praten, terwijl ik mijzelf een dutje beloofde tussen de ceremonie en het feest ’s avonds. Zodra we de buitenwijken van Landeck eenmaal achter ons hadden, was het landschap verbluffend mooi. Om te beginnen reden we door een heuvelachtig gebied met uitgestrekte bossen aan weerskanten van de kronkelige weg. Toen we hoger klommen, werden de Alpenweiden kaler, met hier en daar wat schapen en een koe. Er dreven witte wolken in de blauwe lucht: het beloofde voor Dirk en Andrea een schitterende maar winderige zomerdag te worden.
Ergens in mijn achterhoofd zat me iets dwars. Ik wilde het liever geen naam geven, maar als ik me niet op het landschap concentreerde, of op Marks achterhoofd, dook het steeds weer op.
Ik kon het nog niet helemaal bevatten dat Tania en ik gisteravond een heel nieuwe dimensie aan onze vriendschap hadden toegevoegd. Het leek nog steeds alsof ik het had gedroomd, maar ik wist dat het was gebeurd en dat zij het ook wist. Wat betekende het voor onze vriendschap? Was ze in verlegenheid gebracht? Was dat de reden waarom ze speelde dat ze “een te grote kater had” om ook maar een woord met iemand te wisselen? En hoe voelde ik me eronder? Tja…Goede vraag. Persoonlijk? Wauw! Ik moest zelfs niet aan haar intimiteit denken. Alleen al het weten dat… Deed de vlinders dansen. Herman? Die had de beurt van zijn leven gekregen. Maar Tania? Hoe stond zij hier tegenover? Blijkbaar met dezelfde verwarrende vragen en antwoorden. Maar wat voelde ze?
Ik wist dat we er op een gegeven moment over moesten praten, maar het was niet een gesprek waar ik me heel erg op verheugde. Ik was bang dat we ons nooit meer volkomen met elkaar op ons gemak zouden voelen. Hoe opwindend de afgelopen nacht ook was geweest, het was het niet waard er een goede vriendin door te verliezen. Het zou een veelbewogen weekend worden.
Ik glimlachte voor me heen en bedacht dat Guido ’s klimpartij waarschijnlijk net zo enerverend was als mijn treinreis was geweest.
De minibus draaide een scherpe bocht om en het Vest kwam aan de andere kant van een steile vallei in zicht.
Het werd onmiddellijk duidelijk waarom Dirk het nodig had gevonden ons voor het huwelijk allemaal naar niemandsland te laten komen. Het Gasthof Bergheil was fantastisch. Een wirwar aan granieten gebouwen en bijgebouwen vormden een groot witgeschilderd gebouw met tientallen ramen die op Alpenweiden uitkeken die zich voor ons uitstrekten. Een kerkje en een tiental huizen met stallingen vormden het dorp Beden dat een zeldzame omwalling had als van een versterkte burcht. Onze weg daalde af naar de vallei, waardoor het Gasthof binnen de omwalling nog groter leek. Het Gasthof was duidelijk de kern van het versterkte dorp. Iedereen staarde vol ontzag omhoog, zelfs Tania mompelde: “Wauw”!
“Het is geweldig, vind je niet?” Zei Mark, die nog steeds geen blik van haar kreeg. Hij had natuurlijk gelijk. Toen we via een boogbruggetje de rivier overstaken en aan onze klim naar de poort begonnen, hadden we het gevoel dat we ons op een filmset bevonden. Ik verwachtte bijna Guido en zijn roekeloze vrienden te zien die van de kantelen gingen tuimelen.
Mark bracht de minibus met een schok tot stilstand op het grind voor de hoofdingang, en we stapten allemaal uit. De zon verwarmde de lucht, en de bloembedden langs de paden gaven een tere geur aan de frisse bries. Het was onmogelijk om je hier niet te ontspannen.
Ik glimlachte blij naar Tania, die haar blond lokken naar achteren zwaaide en naar me grinnikte. Als ze zich nog steeds druk maakte om Dirk, gaf ze een goede show weg. Cateraars renden rond met witte tafelkleden, bloemstukken, en potige jongemannen waren bezig schragentafels op het gazon te plaatsen. Ik voelde me een beetje verloren terwijl ik daar met mijn bagage stond. Het Gasthof was in gebruik als hotel, maar onze kamers zouden pas vanaf twee uur beschikbaar zijn. We hadden nog twee uur vol te maken voor de ceremonie zou beginnen en het verlangen naar een stevig ontbijt keerde terug. Ik keek zoekend rond naar Mark of Dirk. In plaats daarvan dook Tania naast me op en greep mijn tas.
“Kom mee, de tassen naar de receptie en we maken een babbeltje met de cateraars. Ze zetten echt niet al die tafels neer zonder de hulp van boterham met spek en eieren.” Opgelucht volgde ik haar naar de donkere ingang en liet mijn tas door de portier wegbrengen. Als Tania al bedenkingen had over gisteravond, stonden ze in ieder geval niet tussen ons in. Mijn humeur verbeterde. Ik zag haar neusvleugels trillen toen ze de geur opsnoof van iets dat werd gebakken.
“Deze kant,” fluisterde ze, en ik volgde haar door de gang in de richting van de rammelende pannen. Ze stormde een lichte, bewasemde keuken binnen, zoals alleen Tania dat kan, die onweerstaanbaar rook. De hoofdcateraar pikte haar verhaal, dat we de jongens hielpen de tafels op te zetten met gerede twijfel. We waren uiteindelijk geen van beiden gekleed voor dat werk.
“We zijn Jochem ’s Vlaamse nichtjes,” voegde Tania er liefjes aan toe.
De cateraar, nog steeds zonder glimlach, knikte met zijn hoofd naar de pannen spek en eieren en de mand broodjes.
“Neem die dan maar mee naar de jongens,” antwoordde hij zonder op te houden met zijn hakwerk.
Tania pakte de mand en glimlachte charmant. Terwijl ik de deur voor haar openhield om het naar buiten te dragen, ving ik een glimp van een glimlach van onze weldoener op. Hij was misschien niet erg toeschietelijk geweest, maar zijn ochtend was opgevrolijkt. “Hoe wist je dat er een jongen bij is die Jochem heet?’ Fluisterde ik, terwijl Tania langs de receptiebalie beende en het zonlicht in stapte.
“0, dit is Oostenrijk,” zei ze achteloos. “Er moet gewoon een Jochem bij zijn.” We grepen elk een broodje, een bord spek met eieren en Tania riep de jongens naderbij voor hun ontbijt. Ik wist niet wat ze aantrekkelijker vonden, de geur van spek of de aanblik van Tania in haar knalrode jurk. Zij knapte ook op van hun aandacht, weer bijna haar oude zelf. Ik begon me minder bezorgd te voelen of we onze vriendschap in gevaar hadden gebracht. Tania was ontspannen en plaagde de tafelopzetters niet bepaald als een vrouw die ergens mee zat.
Waarschijnlijk, dacht ik, was gisteravond net het zetje geweest dat ze nodig had om Dirk op zijn huwelijk onder ogen te komen. Ik was te vermoeid om te flirten en liep met mijn ontbijt een eindje verder de wal op.
De omringende Alpenweiden waren groots en erg zorgvuldig onderhouden. Op een deel stond het gras klaar om te hooien, op een ander deel lag het te drogen en in de verte was een familie aan het keren. Als bewoner van het Gasthof moest je jezelf werkelijk heer en meester van dit alles hebben gevoeld wanneer je stond uit te kijken over het dal. Hoewel de moderne tijd iets van de robuustheid had weggenomen, had het gebouw nog steeds een antieke, onverwoestbare uitstraling. Een lichte bries uit de vallei deed mijn kleding bewegen, blies dwars door de dunne zijde tegen mijn huid, maar de zon was warm genoeg om me een plezierige huivering te bezorgen. Ik deed mijn ogen dicht, probeerde me te concentreren op de wind tegen mijn huid, de geuren van het hooi, de smaak van het spek en de stilte. Het ontbreken van achtergrondlawaai was een van de dingen van het platteland die ik het meest waardeerde. Het was natuurlijk niet louter stilte. Ik hoorde Tania met de jongens kletsen en de levendige geluiden van de voorbereidingen die voor het feest werden getroffen.
Verderop hoorde ik vogels, alsof ze zo blij waren dat ze leefden en ze hun hart uit hun lijf konden zingen. Een houtduif koerde in het bos achter het Gasthof, ergens blafte een hond en op de weg beneden kondigde een laag gegrom de nadering van een motor aan.
Ik opende mijn ogen en zag hem de heuvel op rijden. Als tiener, en niet in staat me een auto te permitteren, was ik overal naartoe gegaan op een verschrikkelijk oude 125 cc, die elk moment uit elkaar dreigde te vallen. Nu was een auto onmisbaar voor mijn werk, maar ik hunkerde nog steeds naar de kick van twee wielen en beloofde mezelf steeds dat ik er op een dag een zou kopen, gewoon voor de lol. Ik maakte mezelf belachelijk bij mijn vrienden, omdat ik bij elke voorbijrazende motor op de weg mijn hoofd omdraaide. De rode flits kwam dichterbij, over de brug en recht op het Gasthof af. Stilletjes hoopte ik dat hij hier voor het huwelijk kwam. Misschien kon ik de bestuurder overhalen mij een ritje te laten maken. Het zou betekenen dat ik me met de champagne moest inhouden, maar het zou de moeite waard zijn. Ik keek kritisch naar de rijkunst van de motorrijder in de hoop dat ik het beter zou doen, maar ik kon hem niet op fouten betrappen.
Wie hij ook was, hij gebruikte alle snelheid en kracht die in de motor zat en hij leek het aan te kunnen. Tegen de tijd dat de motor op het grindpad onder me tot stilstand kwam, voelde ik alleen pure afgunst. De gelukkige eigenaar van de Ducati 900SS (ik zei al dat mijn vrienden me uitlachten) zette hem op de standaard en stapte af. Tania dook naast me op. “Weet je wat, jij neemt de motor en ik de berijder.” Ze kende me maar al te goed. Ze was echter geen martelaar: de gestalte in het strakke leren pak was groot, mannelijk en bewoog zich soepel voor iemand die waarschijnlijk kilometers lang gespannen tegen de wind in had gereden. “Ja, maar wacht even tot hij zijn helm af zet,” fluisterde ik terug. “Je weet nooit wat er onder de helm zit.”
“Ik kan hem altijd vragen of hij hem voor vanavond weer wil opzetten,” antwoordde Tania. Ik dacht net verheugd dat Tania weer in vorm was, toen de berijder zijn helm afzette en we zijn gezicht te zien kregen. Het was Johan.