Dat mannending

()

Meteen bij thuiskomst merkte ik iets aan mijn vrouw. Ze deed een beetje afstandelijk toen ik haar de gebruikelijke kus op haar wangen gaf en mompelde verstrooid iets onverstaanbaars, terwijl ze in de pan met nasi bleef roeren. Alarm! Ik kende mijn Lucia goed genoeg om te weten dat ze er zelf wel mee zou komen, maar ondertussen pijnigde ik mijn hersenen: wat zou ik in godsnaam gedaan kunnen hebben? Ik kon niets bedenken en probeerde de wat stroeve sfeer aan de eettafel op te monteren met overvloedige complimentjes over haar kookkunst. Maar dat werkte ook averechts. “Doe niet zo overdreven”, zei ze kribbig. “Het is gewoon nasi uit een kant-en-klaar pak.”

Ach…

En na het eten maakte ik het er niet veel beter op door spontaan hulp aan te bieden bij de afwas. “Welke afwas? We hebben al jaren een vaatwasmachine!”

O ja.

Ik kon me beter koest houden en pakte het avondblad. Goed voor anderhalf uur en áls ze me iets wilde zeggen zou ze het nooit zo lang volhouden.

Lucia keek in het tv-blad, maar gaf het al gauw op. Dan maar even de vissen in het aquarium voeren. Ik hield haar stiekem in de gaten. Ja, ze hád iets op haar lever, dat maakte haar lichaamstaal wel duidelijk, maar zonder te weten waarop ik me moest voorbereiden, was het moeilijk iets te bedenken waarmee ik haar van repliek zou kunnen dienen als de aanval kwam.

Daar kwam het! Ze schraapte haar keel. Ik verdiepte me snel in de perikelen van Kosovo.

“Zeg Hagar…”

Hagar? Dat klonk niet al te bedreigend. Pas als ze me bij mijn werkelijke naam noemde was het opblazen geblazen!

“Hm…”

“Ik heb vanmiddag bezoek gehad, je raadt nooit van wie…”

Nee, als ze het zó zei, zou ik het zeker niet raden. Ik had een gruwelijke hekel aan zulke open vragen, maar hield me verstrooid, afzijdig. “Levend of dood?”, vroeg ik onverschillig, doelend op haar obsessie met het paranormale.

Verkeerde kwinkslag, begreep ik meteen, want haar stem klonk geërgerd.

“Nou, geen grapjes alsjeblieft!”

“Sorry”, mompelde ik en sloeg het blad om, op zoek naar de column van Youp.

Zo ver kwam het echter niet, want ze trof me meteen vol in de buik.

“Annabelle”, zei ze lijzig. “Annabelle was hier!”

“Wat!?”

“Annabelle”, herhaalde ze rustig: “je weet wel: je jeugdliefde!”

Ja, zoveel Annabellen was ik in mijn leven niet tegengekomen. Wie zou het anders moeten zijn? Maar wat, hoe, waarom…, na twintig, nee… bijna tweeëntwintig jaar?

Ik staarde mijn vrouw aan, die nu een triomfantelijk – of was het afkeurend? – trekje om haar mondhoeken had: ze had in ieder geval mijn volledige aandacht.

“Annabelle!? Wat moest die hier?”

“Ze schijnt tegenwoordig een vrij gevierde kunstenares te zijn”, stak Lucia van wal. “Maar dat wist je natuurlijk niet?”

Nee, ik wist niet eens dat ze nog leefde!

“Dacht ik wel”, knikte mijn gade. “Cultuurbarbaar! Ze maakt beelden en sculpturen, ze had een plakboek bij, mooi hoor!”

Ja, Annabelle was destijds al een artistiekerig type, en geheimzinnig mooi. Het was altijd een raadsel geweest waarom ze uitgerekend haar oog op mij had laten vallen voor haar eerste seksuele escapades, want ze zwermden in bosjes om haar heen, in en buiten de middelbare school die we toen bezochten. Maar ik ging er met de buit vandoor, daarom de afgunstige bijnaam Hagar die ik toen verwierf en nog steeds als een geuzennaam draag!

En deze schitterendste aller godinnen had nu ineens mijn vrouw een bezoek gebracht? Lucia had haar nog nooit ontmoet, kende Annabelle alleen van mijn – toegegeven: wel eens wat te enthousiast over het voetlicht gebrachte – verhalen. Wat kon dit in godsnaam te betekenen hebben?

Ik was in ieder geval ineens tot op het bot geïnteresseerd, en verpulverde de krant bijna tussen mijn vingers, wat me op een spottend lachje kwam te staan.

“Wel?” vroeg ik ongeduldig, “kwam ze die dingen aan de deur verkopen of zo?”

“Integendeel”, zei Lucia kalm. “Ze kwam iets hálen om aan haar collectie toe te voegen!” Ik verbeet me, moest toegeven dat zij nu de baas was en me op haar eigen manier liet sudderen. Rustig maar jongen, sprak ik mezelf toe, het kómt wel, het kómt wel!

En het kwam, en hoé!

“Ik had me Annabelle heel anders voorgesteld”, ging Lucia er nu eens goed voor zitten. “Zoals jij haar altijd had afgeschilderd, alsof ze een soort engel was, van ver buiten deze wereld, zo is ze helemaal niet. Ze is heel gewoon, niet uitzonderlijk knap, geen tieten als pompoenen die ik had verwacht …” Haar gezicht kreeg een peinzende uitdrukking… “Ik denk zelfs dat de mijne gróter zijn…, ja, dat weet ik bijna zeker… Maar ze was heel aardig en anders dan jij gelooft zij wel in de vierde dimensie…, de onzichtbare wereld die ons omringt…” O nee hè, niet dat gewauwel, alsjeblieft! Annabelle leek nu ook voor mij van haar voetstuk te vallen. Ging hier 22 jaar stiekem onaneren verloren!?

“Maar daar kwam ze niet voor”, hernam Lucia rustig de draad van haar verhaal. “Ze kwam met iets héél anders! Een verzoek, een vreemd verzoek, een krankzinnig verzoek eigenlijk. Als ze daar meteen mee was gekomen, had ik haar de deur uit gegooid, maar nadat ik alle kunstwerken van haar had gezien en haar beter had leren kennen, begreep ik het wel….”

Als iemand ooit op het puntje van zijn stoel had gezeten, was ik het nu wel! Hoewel ik het verdomde om ernaar te vragen, kon ik een licht-verbijtende kreun toch niet onderdrukken. “Om kort te gaan”, rondde Lucia haar betoog vakkundig af: “ze wil je lul!” Ze bleef afwachtend zitten kijken terwijl ik probeerde de zekerheden die ik nog had bij elkaar te sprokkelen. Het was vandaag dinsdag, meende ik te weten. Onderweg naar huis was het helemaal geen slecht weer geweest, al had het KMI daar wel voor gewaarschuwd. Ik had net nog nasi in mijn strot gewrongen uit zo’n Conimex-pak, maar nu begon ik toch ernstig te twijfelen of er tóch niet een leven na de dood bestond. Hoe kon je dat ook alweer verifiëren? Lucia had het me al duizenden keren verteld. Sta op en kijk of je lichaam blijft zitten! Ik deed het, zonder merkbaar resultaat.

“Je hoeft hem toch niet te zoeken?”, hoorde ik achter me de stem van mijn vrouw: “Hij hangt gewoon tussen je benen hoor!” Ik plofte terug in mijn stoel en keek naar mijn vrouw alsof ze net uit een ei was gekropen: “Waar hadden we het over?”

“Je lul”, zei ze onbekommerd. “We hadden het over je lul.”

O ja!

“Het is een project van Annabelle”, legde ze geduldig uit. “The Penisses of My Men. Er is grote belangstelling voor in de hele wereld. Ze heeft ze allemaal, op één na: de belangrijkste, de penis die haar heeft ontmaagd: de jouwe dus. Daarom kwam ze hier. Jij bent het sluitstuk in haar collectie. Het is een simpele procedure: ze wil de jouwe in brons. Dat is alles.”

“In brons?”

“Ja, in brons. Het is geweldig, ik heb die andere ook gezien. Vakwerk!”

Ongetwijfeld, maar was het nu niet mooi geweest? Was de tijd niet aangebroken om samen hartelijk te lachen en deze gril van een ‘bronsklopper’ achter ons te laten?

“Er lopen wat gekken rond op deze wereld”, luchtte ik mijn gemoed. “Dat heb je haar zeker wel verteld, of niet? Stel je voor, mijn lul in brons!”

“Ja”, concludeerde Lucia afgemeten. “Wie kan dat zeggen, hm? Hagars Pik in The Museum of Modern Art! Dus heb ik voor morgen afgesproken, dan komt ze met haar spullen. Je moet alleen je ballen scheren; dat schijnt essentieel te zijn!”

Annabelle! Hoe vaak hadden we het eigenlijk gedaan? Mijn kortstondige relatie met haar had in de loop van de tijd, aangedikt door bewonderende vrienden, bijna mythische proporties aangenomen waarin ik zelf was gaan geloven. De Hagar had dat toch maar geflikt, had ook mijn vrouw vaak genoeg moeten aanhoren, en omdat er niemand was om dat tegen te spreken, was het tot op de dag van vandaag een fait accompli geweest dat niemand in twijfel had durven trekken. En nu stond ik op het punt in een museum te worden bijgezet omdat ik haar een keer of drie een prikje had mogen geven! Genoeg stof voor een rusteloze nacht waarin ik me, badend in mijn zweet, probeerde te herinneren of ze überhaupt wel eens klaar was gekomen onder mijn onbeholpen gestuntel!

De Annabelle die zich ’s anderendaags, met koffertje en al, aandiende voor de uitvoering van de waanzinnigste operatie die ik ooit had ondergaan, leek in niets meer op de mysterieuze schone van weleer. O ja, ik zou haar blik nog uit duizenden herkennen, maar de lange wilde haren van weleer hadden plaats gemaakt voor een praktisch kaal, stoppeltjes-geschoren hoofd à la Sinead O’Connor, een feit dat mijn vrouw fijntjes voor me verborgen had gehouden.

“Hallo Hagar, lieve jongen”, glimlachte ze van oor tot oor, en ook dat was niet iets wat me meteen geruststelde, want die naam was dan wel aan haar te danken, maar voor zover mij bekend alleen achter haar rug gebruikt. Was ook dit weer een streek die Lucia me leverde? Het werd almaar moeilijker, en dat terwijl ik verwacht werd stijf te gaan!

En dan haar lengte! Ik voelde me alsof ik in een kledingzaak stond. Wat voel ik me dan altijd opgelaten! Met mijn 2.09 meter steek ik letterlijk met kop en schouders boven de verkoopsters uit, die ongetwijfeld van goede wil zijn, maar van wie ik altijd vermoed dat ze zich giechelend vrolijk over me maken als ik me in zo’n veel te klein pashokje heb teruggetrokken. Annabelle moest tegen me opkijken, ook iets wat in de verste verte niet overeenkwam met mijn herinnering aan haar!

Verdoofd door die eerste indrukken liet ik het vrolijke gebabbel van de dames over me heen glijden. Ze schenen helemaal niet te beseffen wat hier op het spel stond! Over mijn corpus delict werd in het geheel niet gerept, terwijl ik dat almaar kleiner en kleiner voelde schrompelen. “Nou, zullen we dan maar?”, onderbrak Annabelle op zeker moment het vrolijk gekout. “Hagar, als jij de broek even uit doet?”

“Hu…, hiér?”, vroeg ik verdwaasd. Híér en plein public?, bedoelde ik, of, met andere woorden: waar mijn vrouw bij is?

Maar Annabelle vatte dat heel anders op. “Ja, je kunt gewoon in je stoel blijven zitten”, knikte ze monter. “Met de benen wijd, dan zal het wel lukken”.

Ach zo. Ik keek schaapachtig naar mijn vrouw: zou jij niet opkrassen? Maar die lachte minzaam en zei: “Leg je broek en onderbroek maar even op de grond, Hagar.”

Juist ja, op de grond.

Ik beet op mijn tanden. Dit zou de eerste keer in mijn leven worden dat ik ten overstaan van nota bene twee vrouwen een piemeltje als een erwt zou produceren! Maar ja, wat doe je? Annabelle was al bezig met haar koffertje en Lucia keek glazig naar de structuur van het plafond. Nou, sterf dan maar, dacht ik. Hier heb je mijn hebben en houwen! Gelukkig lachten ze niet. Ze keken er een beetje klinisch naar, leek het wel. “Hoe ga je dat doen Annabelle?”, vroeg mijn vrouw belangstellend.

“In-zalven”, antwoordde die zonder mankeren. “Dan gaat hij meestal wel omhoog. Als er extra stimulantia nodig zijn, kunnen we altijd nog kijken…” Ze bukte zich voorover en trok tussen haar handen een of andere smurrie naar boven. “Dit stijft vrij snel”, legde ze Lucia uit. “Dat wikkel je om zijn ballen en zijn pik. Zachtjes inwrijven, dan klop ik het later los!”

“Nee, doe jij het maar,” besloot Lucia. En verdomd, er kwam leven in de brouwerij toen Annabelle zich op haar knieën voor me nestelde. “Dat werkt vaak al zoals je ziet”, zei ze vergenoegd over haar schouder tegen mijn vrouw. “Zie je wel?” Ik zette me schrap toen ze een of ander penseel tevoorschijn toverde en daarmee mijn geval begon in te smeren. “Het maakt niet uit dat hij nog slap is”, legde ze ondertussen uit. “Als hij maar opstijft terwijl ik bezig ben… Mag ik even zijn ballen kietelen, Lucia?”

“Ga je gang”, hoorde ik mijn vrouw haar goedkeuring door mijn suizende oren.

Dat ging inderdaad een stuk beter, merkte ik en ik sloeg mijn ogen ten hemel. Madre de dios, prevelde ik stil, en ik wist niet eens dat ik Spaans kende, of was het Italiaans!? Annabelle was efficiënt, dat bleek. Terwijl ze me inkapselde in het goedje, werd ik harder en harder, maar de échte top werd niet bereikt en met haar arendsoog had ze dat direct in de gaten. “Lucia, uitkleden!”, zei ze kort. En verdomd als het niet waar is: mijn vrouw schoot omhoog en volgde zonder mankeren het bevel op.

Waps! Dat schoot op. In alle kieren en gaten kreunde het en eindelijk begon Hagarie te doen wat van hem werd verwacht. Hij perste zich óp en toonde kloppend waar zijn navel zat: hiér! Annabelle bedacht zich geen moment en gooide het penseel weg. Haar beide handen namen nu het werk over en ik dreef weg naar eindeloze verten. “Mag hij klaar komen?”, hoorde ik Lucia uit de verte bezorgd vragen. “Laat maar aan mij over”, zei mijn Annabelle.

God, hoe graag had ik gewild dat ook zij zich gedwongen had gevoeld rats-rats haar broekje naar beneden te trekken om me in de vereiste positie te dwingen, maar het was niet nodig meer. De eerste voorvocht-druppels tekenden zich al af. En een minuut later zat ik ingeklemd in een harnas van gips.

Met een slijptolletje, waarover ik aanvankelijk grote twijfels had, werd de hele zwik keurig in twee helften gezaagd en in een mal gelegd.

“Dat was het”, glunderde Annabelle. “Dank je Hagar!”

Hagar DeLieverd

How useful was this post?

Click on a star to rate it!

Average rating / 5. Vote count:

No votes so far! Be the first to rate this post.

We are sorry that this post was not useful for you!

Let us improve this post!

Tell us how we can improve this post?

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *