Op de eerste de beste donderdagavond dat ik in mijn nieuwe huis woonde ging de bel. Het liep tegen tienen, het was al behoorlijk donker en ik had geen kettinkje op de voordeur. Ik ben geen bang uitgevallen vrouw, maar heel fijn vond ik zo’n laat aanbellen niet. Met een deegroller achter mijn rug begaf ik me naar de voordeur. In het licht van de buitenlamp ontwaarde ik een manspersoon. Zijn grijze haar was bijeengebonden tot een grote paardenstaart. En hij had een zwarte snor.
“Wat wil je?” riep ik door het glas van de voordeur. “Ik kom voor mevrouw Jansen!” riep hij terug. Ik schudde mijn hoofd. “Die woont hier niet meer.” Zijn gezicht een en al. “Hè, hoezo?” Ik had mijn huis van die mevrouw Jansen gekocht. Ze was al in de zeventig en was verhuisd naar een appartementje in de stad, in de buurt van haar zoon. “Ze is verhuisd,” riep ik dus. Mijn adem liet het glas beslaan. “Maar ik heb iets voor haar!” Zijn stem klonk vertwijfeld. Tussen duim en wijsvinger beschermde hij iets wat leek op een USB-stick. Met de deegroller nog steviger vastgeklemd opende ik de deur op een kier. “Ik weet haar adres niet uit mijn hoofd dat moet ik opzoeken,” zei ik door de opening. “Oké dat snap ik, mag ik dan zelfs binnen komen staan, het is verdomd koud buiten.” Zijn lange magere gezicht was vriendelijk, maar kouwelijk. Het puntje van zijn neus kleurde rood.
Dilemma’s zijn niet mijn sterke punt. Liet ik hem veilig buiten staan? Of gaf ik hem begripvol toegang tot mijn huis? Hij was geen alledaagse verschijning met zijn paardenstaart en snor. De lange zwarte jas die hij droeg, reikte wel tot zijn knieën. Maar het zou flauw zijn om hem buiten te laten staan vanwege uiterlijkheden. “Wacht u maar zelfs op de mat.” Als een gedresseerde hond bleef hij netjes op de aangewezen plek staan. Zijn bruine ogen leken op hondenogen. Ze merken de deegroller op die ik in mijn hand had. “Ik was bezig met een taart,” ik schutterig. “O, lekker, wat voor taart?” Achterwaarts lopend schuifelde ik naar de kamer. “Appeltaart. Nee, pruimentaart. Ja, pruimentaart.”
“Ik ben gek op pruimentaart, vooral met vers pruimen,” riep hij me na. “Verrukkelijk.”
Koortsachtig zocht ik het adres van mevrouw Jansen. Het stond op een geeltje dat al die tijd op de eettafel had gelegen en nu opeens onvindbaar was. In mijn zoekijver leg ik de deegroller neer. Die rolde opzij tegen een prulletje dat pardoes neer viel en uiteenspatte op het parket. Ik vloekte. “Lukt het allemaal?” Kwam heet uit de gang klinken. “Ja. Nee. Momentje. Het lag hier, maar nu niet meer.” Wat moest die man ook zo laat. “Zal ik even helpen?” Hij stond op de drempel van de kamer. “O jee, er is iets kapot. Toch niets van waarde mag ik hopen? En dat is ook nog ‘s mijn schuld.” Hoe kwam ik van die kerel af die nu al in mijn huiskamer stond? “Wat u mevrouw Jansen wil geven, kan ik dat niet doen? Ik bedoel, ik vind haar adres heus wel, maar nu even niet.” Hij dacht na, een diepe denkrimpel boven zijn neus.
“Dat moeten we maar niet doen. Wat hier staat is nogal privé, ziet u. Dat geef ik haar liever persoonlijk. Niet dat ik u wantrouw, hoor.” Ik zuchtte. “Ik bezocht mevrouw Jansen steevast op de derde donderdag van de maand,” zei snorrenmans, “eigenlijk al een jaar of vier. Gek dat ze ineens weg is. Ze heeft niets gezegd over verhuizen.” Met stoffer en blik ruimde ik de restanten van het vaasje bij elkaar. De man kwam naast me staan. “Zal ik dat doen, ik bezorg u al overlast genoeg.” Hij hurkte naast me neer. De geur van een zoete mannen eau-de-toilette mijn neus. “Het is klaar.”
We stonden tegenover elkaar, hij was een kop groter. Zijn snor werd keurig bijgehouden. Het volgde de lijn van zijn bovenlip. Ik had lelijkere snorren gezien. “Wilt u misschien iets drinken?” Als het niet teveel moeite is graag een glaasje water. Octaaf is de naam trouwens.” “Renée. Neem plaats.” Onder zijn lange zwarte jas droeg hij een prachtig grijsblauw maatpak. Driedelig en met een stropdas. Het kostuum past ook schitterend bij zijn haardos. “Dus u kwam hier elke derde donderdag van de maand. Zoals vanavond dus eigenlijk.” Hij knikte en nam een slok water. “Het was haar verwenavondje om het zo maar te zeggen.” Hij glimlachte. “Ah, jij geboren kok of zo? Mevrouw Jansen hield van lekker eten?” Octaaf gaf me een brede grijns. Het leek me geen type om kok te zijn.
“Nou, ik ben geen kok, maar ik héb er een. Op zijn Engels met coc k. Haan, dus.” Die woorden moest ik even tot me laten werken. Pik? Beweerde hij nu dat hij mevrouw Jansen amoureus kwam trakteren? Eens per maand op een donderdag? “Sorry, Renée, ik kan het niet anders. Dat is wat ik doe, dames belonen tegen een kleine vergoeding.” Ik verslikte me in de slok die ik nam en kon een hoestbui niet onderdrukken. Voor ik het besefte, stond Octaaf naast me en klopte op mijn tapijt. Ik had verdomme een gigolo in huis. Een beroepsneuker die nu al aan mijn tapijt zat. Hij nam weer plaats tegenover mij, ik kuchte nog wat na en wiste mijn tranen. “Ik kwam hier al zeker vier jaar, van vlak na het overlijden van haar man. Het komt me hier dus wel bekend voor. Uw inrichting is een stuk moderner dan die van mevrouw Jansen.”
“En waar, eh, verwende u haar dan? Boven?”
“In de slaapkamer, ja, maar ook wel eens hier op de bank. Die had mevrouw Jansen bij het raam staan. Ze had gordijnen hoor.” Hij lachte weer en ik lachte besmuikt mee. “Als u ook eens wilt…” Hij viste in zijn colbert en haalde een visitekaartje tevoorschijn. “Ik?” Ik weet dat ik kleurde. “Nee, bedankt zeg. Nee, hoera.” Alsof mijn nee nog niet genoeg was, schudde ik driftig met mijn hoofd. “Echt niet.”
“U houdt niet van seks?”
“Seks? Tja, seks, ik denk, nou ja, ik bedoel, seks is zo, tja…”
“Elkaar lekker lichamelijk voelen, naakte huid op naakte huid, knuffelen, strelen.”
“Pfff, zeker, maar eh…”
“Ik ben ervoor geëquipeerd, u bent ervoor geëquipeerd, u bent alleen, ik ben alleen.” Het moest in mijn hoofd, maar het lukte mij niet om nog een korte rij woorden tot een zin te vormen. Geëquipeerd. Toegerust. Uitgerust. Hij, ik, seks? Een man die je moest betalen?
“Mocht u denken: hij doet het voor geld, dan kan ik dat niet denkt u. Maar ik ben discreet, schoon, aantrekkelijk en heel goed in mijn werk. Ga maar na, ik heb dames die al klant zijn. Vanwege diezelfde discretie kan ik helaas geen referenties voorleggen. Daarom bied ik u de eerste keer gratis aan. U zult niet teleurgesteld zijn.” Het leek wel een advertentie. Dacht hij nu werkelijk dat ik met hem van bil zou gaan? Het was geen onaantrekkelijke man, goed verzorgd, mooie snor, donkere ogen. Lange vingers met keurig gemanicuurde nagels. Maar dat wilde toch niet zeggen dat ik intiem met hem moest worden? Toch? “Het kan eventueel in het donker, als u dat liever heeft. Hoewel ik van mening ben dat het visuele ontegenzeggelijk veel toevoegt. En u mag er zijn, sterker nog, u bent een schoonheid. En dat zeg ik niet om te slijmen.” In zijn enthousiasme was hij op het puntje gaan zitten van zijn stoel. De pretlichtjes in zijn donkere ogen vlamden op. Hij leek een marktkoopman die zijn banaan aan de man probeerde te brengen. Of de vrouw beter gezegd. “Doet u ook mannen?” Het flapte er zomaar uit. Het was mijn onbedwingbare nieuwsgierigheid.
Hij leunde met een veelbetekenende grijns achterover. Ja, dus. “Af en toe, een paar keer per jaar. Vaste klanten. Er zijn mannen die ervan kunnen genieten. Die willen de vrouwervaring, zeg maar.”
“Vrouwervaring?” Was er dan overal een woord voor? “Nou ja, ontvangende partij zijn, u begrijpt wat ik bedoel, toch.” Alsof in je slabbetjes genaaid worden een vrouwervaring was. Ik schudde mijn hoofd om die dwaze gedachte van me af te zetten. “Uiteraard altijd op veilige wijze.” Hij wreef met een vinger over zijn wenkbrauw. “En heeft u die ervaring van ontvangende partij ook zelf mogen meemaken?” Ik wilde nu echt alles weten. Hij aarzelde met antwoord geven. Non-verbale antwoorden zijn vaak al voldoende. Ik wist genoeg.
“Nou?”
“Nou, wat?” ik.
“Zin?”
“In de zin van…?” Ik knikte naar de trap. “Ja?” Mijn hersenen knarsten onder mijn schedeldak. Nee, natuurlijk, wat dacht hij wel. Maar waarom dat knarsen dan? Ik hield niet van dilemma’s. Was dit een dilemma? Hoezo? “Oké,” verbijsterde ik mezelf. “Leuk,” glimlachte Octaaf. Hij stond op. “Kom.” Hij liet me voorgaan op mijn eigen trap. Hij kon mijn kont keuren. Hij liep zich op te geilen, ik wist het zeker. We naderden het ongewisse dat voorheen bekend stond als slaapkamer, maar dat voorlopig niets met slaap te maken had, hooguit met bijslaap, inhoudelijk coïtus bedoeld. Die gedachten die ik tijdens de stappen die ik op de vloerbedekking van mijn slaapkamer zette: bijslaap en coïtus. Geen idee wat Octaaf dacht, er kwam in elk geval geen woord over zijn lippen. “Ik ga je uitkleden, Renée.” Het klonk als een belofte.
Hij bleek een man van zijn woord, hij deed wat hij zei. In het harde licht van de plafondlamp van mijn slaapkamer stripte hij me, zoals een poelier een konijntje van haar vacht ontdoet. Met een routine en een snelheid om duizelig van te worden. Nog even en hij zou me bloot en koud aan de vleeshaak hangen om te laten besterven, hij had zijn vlees graag mals. Daarna zou hij me klaarmaken en opeten, of andersom. Ik huiverde van spanning. Wie van wat had ik in huis gehaald?
Zijn ogen gleden gretig over mijn huid, zijn handen duwden mijn handen weg die ik bij wijze van schamele bescherming voor mijn driehoekje had geschoven. Moest ik alles zomaar prijsgeven aan een man die zelf gekleed ging in een driedelig maatpak? Nu ze daar toch niet meer mogen zijn frunnikten mijn handen wat aan de knoop van zijn stropdas. Zijn mond was bij mijn gezicht, hij snuffelde aan mijn wang, mijn oor, mijn hals. Openen gaf de stropdas mee en gleed met mijn trekken vanonder de kraag van zijn overhemd. Ik drapeerde het om mijn nek. Zijn handen verkenden mijn borsten. Of nee, mijn borsten verkenden zijn handen. Ze waren groot, met lange vingers, aangenaam warm en brutaal genoeg om hier en daar te knijpen. Systematische rondden zijn vingertoppen, natte vingertoppen, mijn tepelhoven, keurig de erecte speentjes omcirkelend, ook autootjes die rotondes rijden. Ik open zijn vestje, zijn overhemd, zijn broeksriem, de knoop van zijn broek. Toen de riem. Daarna was er niets meer wat de zwaartekracht kon stoppen. Zijn broek zakte met zucht omlaag.
Met zijn hand over mijn natte minnepoel wrijvend pompte Octaaf liters oestrogeen omhoog uit vlaktes die tot kort dor en doods geleken hadden. Het rook nog nieuw in mijn slaapkamer, er was nog nooit gesekst, niet door mij. De nieuw ingerichte kamer zou worden ingewijd in de wereld van de lusten. De vraag was of het oude ledikant die ik van huis naar huis had meegesleept, bestand was tegen het ritme van de paringsdans. Octaaf droeg niet meer dan zijn witte onderbroek waarin de stok met de dik gezwollen kop geïdentificeerde afstak. Ik kon in mijn arm knijpen zoveel ik wilde, maar dit was echt. Octaaf het ultieme. Hij duwde me, zodat ik achterover op het dekbed viel. Hij op me kwam liggen, trok hij het elastiek uit zijn paardenstaart. Het grijze haar waaierde over mijn gezicht.
Het was in feite een basic wip. Octaaf naaide mij in een rustig tempo in de missionarishouding. Zijn klandizie bestond waarschijnlijk uit wat oudere vrouwen die op een bedaard ritme naar hun climax werden gebracht. Ik mocht dan niet zo oud zijn, de cadans waarin we paarden vond ik heerlijk. Hij leunde op zijn gespierde armen. We keken elkaar aan. Af en toe dook zijn hoofd omlaag om mijn hals van gezicht te kussen. Zijn snor schuurde mijn huid.
Het laatste eindje mocht ik bovenop, mijn handen steunden op Octaaf, onze heupen in de soepele ritmiek van een rit naar orgasmeland. Waarom deed ik dit niet vaker, dit oneindig was fijn, ik wilde rossen berijden, blijven doorrijden en nooit meer naar huis terug. Op het moment dat ‘het’ kwam. Dat ik om precies te zijn, mij liet voorover vallen op de borst van de broodwipper die direct, een keer diep doorstootte en met een oerkreet zijn zaad spuide. We lagen naast elkaar uit te hijgen. Seks was als sport bedrijven: iets met ballen, een speer, een doel, oefenen en een finish.
“En?”
“Te gek”, hijgde ik. “Lang niet gedaan?”
“Een paar weken”, loog ik. “Over een maand weer?” Meer dan een maand? “Morgen?” probeerde ik. Octaaf lachte hard. Na een half uur was hij vertrokken, gedoucht en wel. In mijn keuken schonk ik mezelf een glas rosé in. In mijn duster nam ik compleet ontspannen plaats op de bank. Ik keek naar de stoel waar Octaaf had gezeten. Hij was goed. Hij was professioneel. Het fijne gevoel sluimerde nog steeds door lijf en leden.
Hij. Op de leuning van de stoel zag ik de USB-stick liggen die voor mevrouw Jansen bedoeld was. Ik zou het in de tafella bewaren voor als Octaaf terugkwam voor onze afspraak. Volgende maand. Op de tafel stond mijn laptop. De verleiding was te groot. Ik haal de stick weer uit de la en sloot hem aan. Er startte een film op.
Ik herken de slaapkamer direct, ondanks de andere inrichting. Op het bed met de hoge potentie herkende ik Octaaf. Zijn lokken die direct uitwaaieren, zijn lange grijze haren over het kussen. Hij lag op zijn rug en daarbovenop bevindt zich mevrouw Jansen, haar kruis boven zijn gezicht. Terwijl hij haar links in beeld als een driftige vogel in de kut pikte, zoog zij rechts haar mond vacuüm op zijn kromme pik. Ik klik het beeld weg en staarde naar de muur. Had ik hier een glimp gezien van mijn eigen toekomstige seksleven? Aan de haal met een gigolo? In drie stappen was ik bij de koelkast. Ik schonk mijn glas vol tot de rand en zuchtte diep.
Groetjes,
Renée Vanille