Gestolen warmte 2.4

()

Balkan. De derde dag op de vlucht door een oud verweerd landschap vol kloven, braamstruiken, dichte lage bossen, afgewisselde met hooggelegen rotsige weidegronden waar alleen bergschapen thuis horen.

Middag van een druilerige zomerdag. Een eenzame schaapherder. Eenzame vluchteling in een land vol vluchtelingen. Schuw verdwenen. Hij of ik? Merkte hij misschien dat ik mijn blonde haar haastig met zwart poeder gekleurd had.

In de loop van de avond bereikte ik het kleine huis aan de rand van het dorp. De riem van de rugzak trok in mijn schouders, ik was moe. Er kwam witte rook uit de enige schoorsteen van het huisje. Het zag er voor die streek goed verzorgd uit, onbeschadigd door de verwoestende capriolen van het mensdom. Een enkele hond liep met de staart tussen de benen langs een blind muur van het huis. Hij was geel van kleur en verzwakt, hij blafte zelfs niet.

Ik hief mijn hand op om aan te kloppen toen de deur openging.

“Hallo, Doortje. Ik verwachtte je,” zei mijn vrouw die opendeed. Ze was toen nog erg jong, had zwart lang haar en mooie zwarte heldere ogen die toen nog levenloos leken.

“Hallo, Enchi,” ik kuste haar op de mond.

“Ik keek naar je uit, of je er al aankwam,” zei ze. “Een herder had je gezien deze middag.”

Het beviel mij niet dat het nieuws van een wandelaarster zo snel de ronde deed. Maar ik zei er niets over.

“Kom binnen, Doortje. Blijf je vannacht?”

Voor de eerste keer glimlachte ik. Het deed haar gezicht stralen. Het was alsof de harde trekken verdwenen en ze het jonge meisje tevoorschijn toverden die ze onder het koude masker was.

“Kom nu binnen, Doortje. Laat me je haar wassen,” zei Enchi, die nu glimlachte.

De woonkamer was eenvoudig en smaakvol ingericht, met een eettafel en een boekenkast met ingebonden boeken. Er hingen foto’s van de Bosnische bergen aan de muur, een leunstoel en een sfeervolle lamp in de hoek, bij een tafeltje met een kanten kleedje erop. Een boek en wat naaiwerk lagen op tafel. Het was een erg schone en vrouwelijke ruimte. Je kon in een klein keukentje kijken. Daar stond een pan met water op het fornuis te dampen. Een smalle gang leidde naar de slaapkamer met een tweepersoonsbed. Boven het bed hing een orthodox kruis.

Ik volgde Enchi ’s slanke benen onder de dunne jurk, terwijl ik mijn parka en wollen trui uit deed. Ik was slank, maar gespierd. Er loopt een litteken over mijn linkerschouder, alsof ik met een mes was gestoken. Een aandenken aan die keer toen ik had gelost. Toen alleen mijn gordel met het touw waarin ik verstrikt raakte, mij had gered. Mijn eigen gewicht en het touw hadden de punt van de pikkel in mijn schouder gedreven. Twee centimeter hoger en een bloeding van mijn halsslagader zou ondanks alles fataal geworden zijn. Waarom had ik het overleefd? Na ‘Haar’ zou ik mijn lot met een brede glimlach aanvaard hebben. Had ik daarom gelost?

Enchi pakte een van de stoelen van de eettafel en zette die op een paar uitgespreide kranten die midden op de tegelvloer van de keuken lagen.

“Ga zitten, Doortje.”

Ze pakte een emmer en goot het hete water uit de pan op het fornuis in een kom op de keukentafel. Ze deed er koud water bij en voelde voorzichtig met haar elleboog voor ze een spons in het water dompelde waarmee ze mijn haar nat maakte.

Ik zat met gesloten ogen, terwijl Enchi voorzichtig mijn haar inzeepte. Ik genoot van haar sterke zachte handen die langzaam de zeep in mijn hoofdhuid masseerde. De zeep werd zwart en drupte op de kranten toen ze mijn haar uitspoelde, voor ze het opnieuw inzeepte. Toen ze het voor de derde keer had schoongespoeld, was mijn haar terug blond geworden.

Enchi ’s gezicht was vlak bij. Ik deed moeite om te glimlachen.

“Dag, liefje,” zei ze.

Ik kuste haar.

“Ga staan,” zei ze. Ik stond op.

Enchi maakte mijn riem los en trok mijn broek uit. Ik had mijn ogen weer gesloten, tilde eerst mijn ene voet op en daarna de andere. Ze liet haar handen achter de boxershort glijden en trok ook deze uit. Ik stond stil met gesloten ogen. Een litteken van een tweede snijwond slingerde zich als een kleine slang over mijn heupbeen. Ze raakte het voorzichtig aan. Kippenvel kwam op mijn huid tevoorschijn toen die de pijn van het snijdende klimijzer herinnerde.

Enchi gooide het water door de gootsteen. Dan schepte ze nieuw warm water uit de pan in de kom voor ze de spons er weer in dompelde en me langzaam, te zorgvuldig inzeepte. Ze begon bij mijn schouders en… eindigde met mijn voeten.

Ik stond er naakt en heel stil bij. Mijn lichte huid kleurde lichtjes en ze kon zien dat ze invloed had op mijn driften, maar ze kende ook mijn zelfbeheersing. Ze verwijderde de zeep met de opnieuw uitgewrongen spons. Daarna trok ze haar jurk over haar hoofd uit en pakte een schone handdoek, die ze op de keukentafel naast de kom had klaargelegd.

Ik opende onwilkeurig mijn ogen toen ik haar de jurk over het hoofd hoorde uittrekken. Zij glimlachte, een glimlach die tot in haar donkere ogen doorliep. Ze droogde langzaam en sensueel mijn hele lichaam af… en meer. Ze wreef zacht en toch krachtig. Opnieuw begon ze met het gezicht… de schouders, werkte zo naar… beneden. Toen Enchi ten slotte voorzichtig maar zonder omwegen met mijn knobbeltje en priemende tepels begon te spelen, kreeg ik snel een vochtige schede en duwde ze mij zacht op de stoel neer.

Ze kwam schrijlings op me zitten. Haar vrouwelijkheid, open en bereid, drukte tegen mijn schaambeen. Tepels stoeiden. De warmte van de omhelzing. Hartverwarmend… even zonder de wereld. Tongen speelden het spel ter opwinding. Smachtend naar de verlossing omknelden we elkaar.

We zaten heel stil. Ze liet haar hoofd een beetje achterover hangen. Ik hield haar billen vast met de ene hand en bracht de vingers van de andere naar haar gezwollen lippen.

“Blijf vannacht bij me, Doortje,” zei ze.

“Ik blijf bij je.”

“Blijf vannacht, zodat de demonen wegblijven,” smeekte ze.

“Ik blijf vannacht bij je,” terwijl ik haar vingers in me zoog.

De demonen zouden toch wel komen, wist ik. Ze kwamen tegen de ochtend, in de gevaarlijke schemering, voor het licht doorbrak. Spoken, skeletten, geesten en etnische zuiveraars.

Schaduwen uit het dodenrijk die haar familie hadden geteisterd. Uitgeroeid, toen ze nog maar vijftien jaar was. Nu kwamen ze elke nacht in haar dromen terug, maar de nachtmerries waren voor haar werkelijker dan haar wakkere leven. Ik benijdde haar.

Enchi kon pijn en schuld voelen. Ik kon alleen haar lichaam voelen en mijn laffe verlangen naar ‘Haar’ maskeren.

De rest was wat twee verdoemden elkaar konden geven die niet toegelaten werden in Hades. De kille warmte van twee wanhopige, geile lichamen, die gezamenlijk de demonen verdreven die haar en mij anders onherroepelijk over de drempel van de waanzin zou voeren.

Gestolen warmte.

Dorien Vercammen

How useful was this post?

Click on a star to rate it!

Average rating / 5. Vote count:

No votes so far! Be the first to rate this post.

We are sorry that this post was not useful for you!

Let us improve this post!

Tell us how we can improve this post?

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *